4.3.02

VERSLAG KRL 2001

Thema van de dag
"THUIS RAKEN IN NEDERLAND"

Inhoudsopgave
Inleiding ……………………………………………………
Toespraak van Carla van Thiel …………………………….
Rapportage van de vijf werkgroepen ……………………….
Teksten tijdens de vieringen ………………………………..
Deelnemerslijst ………………………………………………

Inleiding

Religieuze instituten zijn vanouds internationaal. In het verleden trokken tienduizenden Nederlandse religieuzen overzee. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw hield die beweging zo goed als op. De rollen zijn vanaf die tijd omgekeerd, hoewel het niet om zulke grote aantallen gaat als vroeger. Er komen nu meer religieuzen vanuit het buitenland naar Nederland, dan andersom. In Indonesië, de Filippijnen, India en al die andere gebieden waar Nederlandse congregaties vroeger ‘missies’ hadden, is nu sprake van volwaardige provincies, die genoeg kracht hebben ontwikkeld om jonge zusters en broeders naar Nederland te kunnen sturen. Een aantal religieuze instituten in Nederland weerspiegelen nu in hun eigen gemeenschappen de multiculturele samenleving die Nederland geworden is. Het biedt hen een unieke kans om, als het proces van integratie echt lukt, een voorbeeldfunctie te vervullen binnen de Nederlandse samenleving.

De komst van buitenlandse religieuzen laat bovendien zien dat missie een beweging is die werkelijk in zes continenten vorm kan krijgen. Missie wordt los gemaakt van het schema 'rijk helpt arm'. Hun aanwezigheid dwingt ons tot een herbezinning op wat missie voor ons in Nederland betekent. Daarom nam het cmbr het initiatief om buitenlandse religieuzen bijeen te brengen op een eerste ontmoetingsdag die eind 2000 plaatsvond. De dag was zeer geslaagd. De deelnemers waren blij met de mogelijkheid om met elkaar van gedachten te wisselen over hun taak hier in Nederland en hoe zij hun missionaire opdracht zien en beleven. Ondanks hun verschillende culturele en nationale achtergronden was er veel herkenning en konden zij elkaar steunen in hun positieve én moeilijke ervaringen als vreemdelingen in ons land. Het was duidelijk dat er een vervolg moest komen.

Dat vervolg kwam er dan ook, precies een jaar later. Op 14 november 2001 vond een tweede ontmoetingsdag plaats, in de Mariënburg te Den Bosch. De dag was georganiseerd door een groep van buitenlandse religieuzen zelf, ondersteund door het secretariaat van het cmbr. De groep koos een voor de hand liggend thema: ‘Thuis raken in Nederland’. De centrale vraag voor de dag was hoe je thuis kan raken in een vreemd land. Wat heb je daarvoor nodig? Wat kan je helpen? Hoe kan je daarin groeien? En: welke aanbevelingen kunnen buitenlandse religieuzen vanuit hun ervaringen geven aan de religieuze instituten en de aan hen gelieerde organisaties?
De voorbereidingsgroep had het idee dat er heel wat expertise op dit vlak te vinden zou zijn bij Nederlandse religieuzen die langere tijd in het buitenland hadden geleefd en gewerkt. Er werd dus ook een klein aantal van hen uitgenodigd, meest leden van het cmbr. In totaal namen ruim dertig buitenlandse religieuzen deel en zo’n tien Nederlandse religieuzen.

In de programmering van de ontmoetingsdag was bewust veel tijd ingeruimd voor de onderlinge ontmoeting, formeel in werkgroepen en informeel tijdens de pauzes. Ook bezinning en gebed moesten een plek krijgen. “Geen Hollandse zakelijkheid of haasttoestanden!”, werd vooraf afgesproken. De inleiding werd verzorgd door mevrouw Carla van Thiel, lid van de Graalbeweging en lange tijd als verpleegster werkzaam in Oeganda. Bovendien kent zij de vragen en problemen waar buitenlandse religieuzen in Nederland mee worden geconfronteerd, omdat zij bij het vormingscentrum Kontakt der Kontinenten diverse keren groepen buitenlandse religieuzen heeft begeleid.

Het programma van de dag zag er als volgt uit:
10.00 uur: Ontvangst met koffie en thee
10.30 uur: Welkom door zuster Cira Lourens, lid van het cmbr
10.35 uur: Bezinnend moment
10.45 uur: Inleiding van Carla van Thiel
11.15 uur: Gelegenheid tot het stellen van vragen
11.30 uur: Gesprek in werkgroepen
12.30 uur: Korte plenaire rapportage
12.45 uur: Lunch
14.00 uur: Voortzetting gesprek in werkgroepen
15.15 uur: Langere plenaire rapportage en uitwisseling, erna pauze
16.15 uur: Slotviering
17.00 uur: Sluiting door zr. Rafael Kops, voorzitter van de knr.

Dat de dag boeiende gesprekken opleverde en interessante uitwisselingen zal dit verslag hopelijk duidelijk maken. Er werden bovendien een aantal belangrijke suggesties en aanbevelingen gedaan, die besturen van religieuze instituten, knr en cmbr ter harte moeten nemen. Wat echter moeilijk zwart op wit te zetten is, is de sfeer van de dag. Maar laat me u verzekeren dat deze reuze gezellig, warm en hartelijk was.

Tenslotte wil ik graag de leden van de voorbereidingsgroep danken voor hun inzet:
zr. Mariani Made, zr. Clara Bungai, zr. Maria Lourdes Santos, zr. Cira Lourens en zr. Gerda van Gogh. Dankzij hen werd de dag echt ook een dag van de buitenlandse religieuzen zelf!

Gerard Moorman,
secretaris CMBR


Toespraak van mevrouw Carla van Thiel

Hartelijk dank dat u mij vandaag hebt uitgenodigd om iets over mijn ervaringen van integreren en thuis raken in een vreemde situatie te vertellen. Het thema van vandaag is: "Thuis raken in Nederland". Dat is voor u het meest belangrijke thema: hoe raak ik thuis in Nederland? Zelf heb ik zo'n integratie proces twee keer doorgemaakt: de eerste keer in Oeganda en Tanzania en de tweede keer hier weer terug in Nederland. Misschien verbaast u zich dat teruggekeerde Nederlandse missionarissen een bijna gelijk proces van integratie moeten doormaken als buitenlandse religieuzen. Maar ik verzeker u, dat wij evenveel moeite hebben om weer aan de Nederlandse situatie en context te wennen als u. Natuurlijk hebben wij het voordeel van de Nederlandse taal te kennen, maar ook wij ervaren onszelf als vreemdelingen in eigen land.

Ik ben lid van de internationale Graal beweging. Al heel jong was in mij het verlangen gegroeid om, zoals het toen heette: "naar de missie te gaan". Daartoe had ik de verpleegstersopleiding gevolgd, en dat was ook een van mijn motieven om me bij de Graal beweging aan te sluiten. Zij hadden immers, in de vijftiger jaren, een opleidingsinstituut voor vrouwelijke lekenmissionarissen opgericht, toen er nog geen sprake was van vrijwilligers die naar de missie konden gaan. In 1963 volgde ik daar de cursus van zes maanden, die ons een gedegen voorbereiding gaf op de nieuwe taak die ons wachtte. We kregen de eerste beginselen van de taal en van de cultuur van het land waar we naar toe gingen, we kregen praktische lessen, en veel theologie en bijbelstudie. De opleiding was ook een soort selectie: ben je wel geschikt om naar de missie te gaan? Kun je goed in een team leven en werken? Ben je bestand tegen de warmte? Kun je je gemakkelijk aanpassen?

In juni en september dit jaar heb ik samen met Marieke Milder twee keer een cursus "inleiding in de Nederlandse situatie" begeleid aan religieuzen uit andere landen. Daar waren ook religieuzen bij die hier naar toe zijn gekomen met een missionaire opdracht. Ik denk dat wij bevoorrecht waren met zo'n gedegen voorbereiding, omdat ik merk dat dat niet altijd vanzelfsprekend is voor religieuzen die met een nieuwe opdracht naar Nederland komen.

In 1963 ben ik uiteindelijk vertrokken naar Oeganda. Ook daar kreeg ik de eerste maanden gelegenheid om allerlei ervaringen op te doen. Mijn Nederlandse verpleegstersopleiding moest aangevuld worden met kennis van tropische ziekten, van slangenbeten, en van allerlei culturele gebruiken en inzichten in verband met ziekten, zwangerschap, geboorte en dood.
De grootste moeilijkheid was natuurlijk de taal. Hoewel in Oeganda het Engels de officiële taal is, spreken de mensen natuurlijk gewoon hun eigen taal, en alleen degenen die naar school zijn geweest hebben Engels geleerd. Na een half jaar werd mij gevraagd of ik naar Tanzania wilde gaan. In Nederland had ik in de zestiger jaren twee keer een groepje Tanzaniaanse studenten begeleid, die hier een opleiding in de verpleging, sociaal werk en de landbouw kwamen volgen. Toen had ik al wat Kiswahili geleerd, en die taal was in elk geval heel wat eenvoudiger dan het Luganda. Ik ben toen in Kaliua beland, een klein dorp langs de spoorlijn, die van Tabora naar Kigoma loopt. Daar werkte ik samen met een Duitse verpleegkundige, een Tanzaniaanse vroedvrouw en vijf hulpverpleegsters in een gezondheidscentrum van de parochie. Ik heb daar drie jaar gewerkt en toen ben ik na mijn verlof weer teruggegaan naar Oeganda. Natuurlijk waren er die eerste jaren ook moeilijke momenten. Maar het feit dat ik dit zo graag gewild had, dat ik het werk ook ervaarde als een geroepen zijn, samen met mijn enthousiasme, hebben me door soms moeilijke momenten heen geholpen.
Die eerste jaren heb ik steeds in een internationaal team gewoond en gewerkt, we aten meest nog Europees, en onze gewoonten waren Europees. In 1969 werd ik overgeplaatst naar een polikliniek in het Zuidwesten van Oeganda en voor het eerst woonde ik in een team met Oegandese Graalleden. Ik was de enige Europese en dankzij die ervaring heb ik heel veel meer van de Oegandese cultuur, gebruiken en gewoonten en vooral ook de taal, geleerd. Ik heb me pas veel later, weer terug in Nederland gerealiseerd, dat dat een heel rijke ervaring was en niet zo'n vanzelfsprekende.

In de Graal zijn we vanaf het begin getraind in het overdragen van je taak, zodra je mensen hebt ingewerkt. Dat was ons beleid, we zijn niet echt als missionarissen voor ons leven naar een land gegaan. Opbouwen en je overbodig maken, daarin werden we getraind. Maar in de zeventiger jaren was er in Oeganda het schrikbewind van Idi Amin, met de verdrijving van de Indiërs, het verdrijven van de middenklasse van het bedrijfsleven. Er was te kort aan de meest noodzakelijke levensbehoeften, vooral van medicijnen en de toeloop van patiënten was enorm. We hebben samen een spannende en heel drukke en uitputtende tijd meegemaakt. In 1978, kort voor de bevrijdingsoorlog van Amin, kon ik mijn taak overdragen aan Oegandese Graalleden. Ik werd toen voor een andere taak gevraagd: meehelpen met de opleiding van jonge vrouwen, waarvan een deel ook Graallid wilde worden, met training in leidinggeven, en in apostolaat van leken in kerk en samenleving. Dat heb ik nog een paar jaar gedaan, en in 1982 heb ik ook die taak overgedragen en ben ik terug naar Nederland gegaan. Behalve een aantal verlofperioden was ik alles bij elkaar dus bijna 19 jaar weg geweest.

Ik denk dat de meeste mensen een zelfde soort ervaring met mij kunnen delen: als je op verlof bent dan weet je dat het voor een korte tijd is; je ontmoet je familie en vrienden en je bereidt je opnieuw voor op de komende drie jaar. Misschien volg je nog een korte cursus, maar er helemaal weer induiken doe je niet. Al tijdens die verlofperiodes ervaarde ik, hoe 'n vreemdeling ik aan het worden was in mijn eigen land. Je verstaat de taal, je bent Nederlandse, maar toch versta je heel veel dingen niet. En het is vaak moeilijk om je eigen verhaal te vertellen, zeker niet je ervaringen uit zo'n periode als die van Amin. Toen ik in 1980 op verlof was werd het me duidelijk dat ik naar Nederland terug zou moeten om echt weer grond onder de voeten te krijgen. Uiteindelijk was Oeganda niet mijn land, ik was er te gast en hoewel het helemaal mijn thuis was en is, ik ben Nederlandse en mijn wortels liggen hier. Maar dit inzien en dan afscheid nemen van mensen, van situaties die je zo lief zijn geworden is een tweede. In 1981 maakte ik een retraite en daar heb ik aan de lijve ervaren hoe bang ik eigenlijk was om naar Nederland terug te gaan, om alles wat me lief was zomaar achter me te laten. Ik moest letterlijk horen: "wees niet bang, kleingelovige, Ik ben toch bij je!" om me eindelijk te kunnen toevertrouwen.
Hoewel ik dus zelf het initiatief genomen heb om naar Nederland terug te gaan, heb ik erg goed begrepen, wat een moeilijke tijd ik tegemoet ging. Ik moest op alle fronten een nieuwe plek zien te vinden. Er was zo enorm veel veranderd in Nederland. De kerk en ook de Graal waren door een tijd van crisis heengegaan, er waren geen Graal projecten meer in Nederland, de meeste leden leefden alleen. Vaak ervaarde ik een gat in mijn leven: ik had zoveel niet meegemaakt, terwijl datgene wat ik wél had meegemaakt van geen belang leek in Nederland.

Vanwege mijn ervaringen in die laatste jaren in Oeganda en omdat ik graag in het pastoraat
wilde gaan werken ben ik theologie gaan studeren aan de Agogisch Theologische Opleiding van de KTU in Utrecht. Ik werd uitgenodigd voor een toelatingsgesprek. De vragen werden me gesteld in het Nederlands en ik antwoordde ook in het Nederlands, en tegelijk wist ik: we spreken beiden dezelfde taal, maar vanuit een heel andere context. Het lijkt alsof we elkaar verstaan, maar in feite verstaan we elkaar niet. Daar was ik mij meer van bewust dan degene die mij interviewde. Ik heb een kamer gezocht in Utrecht, en ik ben gaan studeren.

Tegelijkertijd ben ik op zoek gegaan naar vrijwilligers werk. Vooral ook om mensen te ontmoeten, en om uit te vinden: waar zou ik mij opnieuw kunnen gaan inzetten straks? Dat was niet gemakkelijk. Ik ervaarde opnieuw die angst voor mensen, een soort zorg om me toch vooral aan te passen, om niet buiten de boot te vallen. Pas veel later ben ik gaan beseffen wat een rijkdom we meebrengen! Dat het soms erg verfrissend kan zijn om datgene, wat je verworven hebt in een andere cultuur, hier in te zetten.

Toen ik op een avond in Amsterdam naar een adres zocht rond half acht, was er niemand in de buurt aan wie ik iets kon vragen. De buurt was leeg, en toen dacht ik: als me nu iets overkomt, weet niemand dat ik hier ben. Onbegrijpelijk in de Oegandese context waar iedereen weet of wil weten: waar ga je naar toe? waar ben je geweest? Je leeft daar in een web van relaties en hier in Nederland ben je beland in een individualistische wereld, van privacy en van niet gekend worden. Ik denk dat u dat gevoel goed herkent: daar ben je gekend bij naam, daar ben je nodig, hier ervaar je jezelf als bijna overbodig, niet gekend in wie je bent en wat je allemaal al gedaan hebt.

Aan het begin van mijn inleiding heb ik u gezegd: misschien verbaast u zich dat teruggekeerde Nederlandse missionarissen een bijna gelijk proces van integratie moeten doormaken als buitenlandse religieuzen. Maar daarbij gaat het niet alleen om integreren. We moeten ook onze verlies ervaring serieus nemen. Zelfs als we maar voor een aantal jaren naar Nederland zijn gekomen voor een Bestuursbenoeming hebben we niet alleen een heel zinvolle taak achter ons gelaten maar ook onze familie en vrienden, onze taal, onze cultuur. Als we die ervaring niet serieus nemen als een echte ervaring van afscheid nemen, waarom we moeten rouwen, zullen we altijd leven in een soort illusie: straks is het weer over, dan kan ik weer terug! In de cursus voor teruggekeerde missionarissen hebben we daar ruimschoots tijd aan gegeven. In de cursus voor buitenlandse religieuzen hebben we er maar even aan getipt. Toch denk ik dat het voor u allen belangrijk is om dat wel serieus te nemen. Want als je zo'n verlieservaring niet ontkent en er doorheen gaat, tenslotte gaat het om het loslaten van een stuk van je leven, dan maak je ruimte voor een nieuwe ervaring van integratie.
Misschien is het goed om ons even te herinneren aan de vijf stadia van het proces van aanvaarden van een verlies, zoals Elisabeth Kübler-Ross die beschreven heeft. De vijf fasen zijn:
Fase van de ontkenning;
Fase van het verzet, kwaadheid;
Fase van het onderhandelen;
Fase van de depressie;
Fase van het aanvaarden.

Allereerst de fase van ontkenning. Laat ik bij mezelf blijven. Ik herken die fase heel goed. Toen ik af en toe tot het besef kwam in Oeganda: het wordt tijd dat je teruggaat naar Nederland vond ik allerlei redenen om niet te gaan: ik kan hier nog niet gemist worden; er is hier zoveel werk en wat ga ik daar doen? Er zit daar niemand op me te wachten en hier ben ik nog zo nodig. Maar ergens was er een wijseid in me die ook wist: zo ontloop je de realiteit dat je opgebrand bent, dat er geen leven inzit, niet voor jou en niet voor de mensen met wie je werkt. Ook al denk je dat je niet gemist kunt worden: jouw weg ligt niet langer hier

De fase van het verzet en de kwaadheid herken ik in mijn moeite om de Nederlandse situatie te aanvaarden zoals die was. Om niet maar te blijven vergelijken: in Oeganda zaten de kerken vol met jonge mensen, was er een levendige liturgie. Wat is die kerk hier dood saai! En ook in mijn kwaadheid ten aanzien van de Graal; wat was er in die jaren veel veranderd! Zoveel van mijn eigen tijdgenoten zijn weggegaan, zoveel projecten zijn overgedragen. De Graal in Nederland kent meest oudere leden, er zijn geen jongere, nieuwe mensen bijgekomen. In Oeganda hoorde ik bij de oudsten, nu ben ik weer een van de jongsten!

De fase van het onderhandelen herken ik in "het achterdeurtje" open houden. Ik zou altijd nog terug kunnen gaan naar Oeganda. Ik weet nog goed dat ik echt gehuild heb toen ik aangenomen was voor mijn eerste baan. De tranen hadden te maken met het feit dat ik nu echt dat achterdeurtje had dicht gedaan. "Vluchten kan niet meer!"

De fase van de depressie heeft bij mij eigenlijk door alle fasen heengelopen. Wat me in die tijd veel geholpen heeft was mijn contact met mensen die door een zelfde soort ervaring waren gegaan, vrienden uit Oeganda met wie ik samen had gewerkt. Daar konden we samen herinneringen ophalen, verhalen vertellen die goed verstaan werden. Daarom zijn dit soort bijeenkomsten ook erg belangrijk: ervaringen uitwisselen met mensen die begrijpen waar we het over hebben! Die ons verstaan en in hun verstaan ons ondersteunen.

De fase van het langzaam aanvaarden kwam voor mij geleidelijk pas na zo'n vier jaar. De studie en het contact met mijn medestudenten, de nieuwe vriendschappen en het vrijwilligers werk, hebben me geholpen om heel langzaam aan weer thuis te raken in Nederland. Wat mij erg geholpen heeft en wat ik echt van de Oegandezen geleerd heb is geduld te hebben. Je tijd afwachten. En wat mij ook geholpen heeft en nog steeds helpt, en dat heb ik ook in Oeganda geleerd: leef niet in illusies, maar aanvaard de werkelijkheid, de realiteit. Het is zoals het is. En vanuit die aanvaarding kan er misschien aan verandering gewerkt worden.

U en ik hebben een rijke ervaring mee naar Nederland gebracht. Afscheid nemen betekent niet dat u van belangrijke waarden uit uw cultuur afscheid moet nemen. Past u zich alstublieft niet voor 100% aan aan de Nederlandse cultuur, want u kunt een belangrijke bijdrage leveren in het meer leefbaar maken van onze samenleving, van onze communiteiten.

Laat ik eindigen met de woorden van psalm 137, die ik wat heb aangepast. Zij spreken over ballingschap in een vreemd land. Misschien is dat de ervaring van velen van ons. We zitten nu langs de stromen van Maas en Waal, maar we nemen wel onze harpen en onze muziekinstrumenten van de bomen en we spelen onze liederen; ieder van ons laat haar eigen geluid horen en samen willen we een prachtig orkest gaan vormen, waarbij ieder instrument belangrijk is. Ballingschap in een vreemd land kan ook een unieke mogelijkheid zijn tot groei en tot verrijking van ons allen. Laten we elkaar in die hoop sterken en ondersteunen.

Rapportage van de vijf werkgroepen.
Na de lezing van Carla van Thiel gingen de deelnemers uiteen in vijf kleine groepen. Aan de hand van een aantal gespreksvragen die de voorbereidingsgroep had geformuleerd gingen zij met elkaar in gesprek. Er was ruim de tijd om met elkaar uit te wisselen wat het verhaal van Carla aan gevoelens had opgeroepen, wat er herkenbaar was in haar verhaal of juist ook niet. Een belangrijk punt van gesprek was ook wat mensen had geholpen om hier thuis te raken. Na de lunchpauze werd vooral gesproken over de suggesties en aanbevelingen die men wilde doen aan de religieuze instituten en de aan hen gelieerde organisaties. De uitwisseling van ervaringen en inzichten tussen de buitenlandse en Nederlandse religieuzen werd door allen als zeer waardevol beschouwd. Hieronder volgt een samenvatting van de verslagen van de vijf werkgroepen.

Eerste reacties op de inleiding van Carla

Herkenning: Het verhaal van Carla was voor velen heel herkenbaar. Voor sommigen was het in zekere zin een opluchting te horen dat missionarissen die weer terug keren net zo goed kampen met allerlei aanpassingsproblemen na aankomst in Nederland. Ze hebben net zo goed moeite met de veranderingen in de Nederlandse cultuur, met het gevoel niet goed begrepen te worden, met rouw om het achterlaten van veel van wat dierbaar was, met gevoelens van eenzaamheid. Het is voor hen na terugkeer ook niet gemakkelijk om hun draai te vinden, noch in de Nederlandse samenleving, noch in het eigen religieuze instituut.
Sommige buitenlandse religieuzen die al lange tijd in Nederland zijn, realiseren zich door Carla’s verhaal beter dat het voor hen ook best eens moeilijk zou kunnen zijn om weer te aarden in hun moederland. Een aantal spraken uit eigen ervaring hoe ook zij zich vreemde zijn gaan voelen in eigen land, wanneer men terugkeert voor een bezoek. Je kan niet goed delen wat je hier in Nederland meemaakt.

Verschil tussen religieuzen in missionair of pastoraal werk en bestuursleden: Voor de religieuzen die in Nederland verblijven voor een bestuurstaak was het verhaal van Carla niet helemaal herkenbaar. Hun verblijf in Nederland is tijdelijk. De noodzaak om hier thuis te raken lijkt minder groot. Ze hebben meestal niet zelf voor hun bestuurlijke taken gekozen, maar zíjn gekozen. Ze worden volop in beslag genomen door hun bestuurlijke taken, zodat ze er nauwelijks op uit kunnen gaan in de Nederlandse samenleving en kerk. Algemene houding hierbij is een berustende gehoorzaamheid in religieuze betrokkenheid.

Voorbereiding: Een goede voorbereiding op de komst naar Nederland is belangrijk. Sommige congregaties, met name de missionaire, bieden dat ook aan wanneer leden naar het buitenland worden gestuurd. Het ligt echter anders wanneer mensen in het generale bestuur van hun religieus instituut worden gekozen. Men heeft dan maar beperkt de tijd, meestal niet meer dan een paar maanden, om de verhuizing te regelen en zich voor te bereiden. Voor het nieuwe bestuurslid is de overgang te abrupt. Helemaal op te vangen is dat niet. Maar het is goed dat de Nederlandse religieuzen zich realiseren hoe groot de omschakeling is. Dat ze daar begripvol mee om gaan en ruimte en tijd scheppen om hier thuis te raken.

Multiculturalisering vergt openheid van alle betrokkenen: De opvang en begeleiding in de Nederlandse communiteit is niet altijd goed. Onnozele opmerkingen kunnen veel pijn veroorzaken. Sommige buitenlandse religieuzen kampen daarom extra met gevoelens van verdriet en eenzaamheid.
Het zou goed zijn wanneer ook de Nederlandse communiteiten zich voorbereiden op de komst van buitenlandse medereligieuzen. De multiculturalisering van communiteiten is een proces dat van beide kanten moet komen, niet alleen van de kant van de buitenlandse leden. Het proces moet samen worden aangegaan.
Wat dat betreft is het goed wanneer men zich bewust wordt van de eigen ‘bedrijfscultuur’. Een definitie van cultuur zou kunnen luiden: ‘dat wat je vanzelfsprekend vindt’. Je eigen cultuur zal je daarom niet gauw aanduiden als een cultuur. Binnen één en hetzelfde religieuze instituut, kan er een cultuur zijn waar vooral de ouderen zich wel bij voelen, maar de jongeren weer niet. Dat is niet perse gebonden aan de nationaliteit van de leden. Cultuur is geen eenduidig begrip.

Integratie, participatie of je inpassen in? : Het woord ‘integratie’ roept nogal wat weerstand op. Het riekt teveel naar aanpassing en het opgeven van eigen identiteit. Je sluit je ergens bij aan, zonder dat het geheel er erg door veranderd. Daar voelt niemand voor. Integratie moet van beide kanten komen. Wie aanpassing alleen van de buitenlandse religieuzen vraagt, ziet over het hoofd dat de ontvangende Nederlandse kloostergemeenschappen zich ook zouden moeten aanpassen om plaats te maken voor de buitenlandse leden.
Sommigen voelen meer voor het woord ‘participatie’, waarin de ruimte doorklinkt om, met behoud van eigen identiteit, eigen bijdragen te leveren. Een deelneemster voelde zich ook bij die term niet zo thuis. Zij heeft het liever over ‘je inpassen in’. Deel worden van de nieuwe maatschappij gaat dieper dan enkel participeren, eraan deelnemen. Je past je in het geheel in, waarin de anderen ook ruimte scheppen voor je.

Persoonlijke groei
Van aanpassing naar acceptatie van eigenheid: De eerste paar jaren zijn bijna altijd moeilijk. Men kent de taal en gewoontes niet en men moet veel energie steken in het leren daarvan. In deze beginperiode neigt men ertoe zich maar zoveel mogelijk aan te passen. Pas later, wanneer mensen zich minder onzeker voelen over hun omgeving en hun eigen functioneren daarbinnen, lukt het sommigen om de ‘aanpassings-neigingen’ van zich af te schudden. Je leert te accepteren dat je bent wie je bent, met je buitenlandse accent, met je eigen culturele achtergrond. “Hoe ouder ik word, hoe meer ik me Antilliaanse ga voelen”, vertelde een zuster die al heel lang in Nederland is. Je leert te relativeren. Je leert je eigenheid te bewaren. En je ontdekt dat je vanuit jouw achtergrond en persoonlijkheid nieuwe dingen kunt inbrengen hier, en dat dat voor iedereen een verrijking kan betekenen. Het kost pijn en moeite om zover te komen, maar in dit hele proces maak je wel een enorme groei door als mens.

Duik in het diepe: Geduld is belangrijk hierin, en het koesteren van vertrouwen en hoop. Sommigen hebben er veel baat bij gehad een studie te volgen en zodoende de Nederlandse taal, kerk en samenleving beter te leren kennen. ‘Treed naar buiten! Leer te houden van het land waar je woont! Sluit je niet op in je eigen kleine wereldje!’, is het advies. Binnen de eigen gemeenschap neigt men er al gauw toe de lieve vrede te bewaren. Maar als men gelijk de samenleving in gaat is het anders en leer je sneller om met de Nederlandse cultuur om te gaan.

Verrijking: Het verblijven en werken in een andere cultuur wordt door de meesten hoe dan ook als een verrijking ervaren. Het maakt je blik wijder en het leert je je te verdiepen in een andere cultuur en levenswijze. Het leven leert je veel meer dan boeken.

Enkele Nederlandse teruggekeerden merkten op dat hun verblijf in een ander werelddeel hen de ogen had geopend voor het feit dat alles ook anders kan dan in Nederland gebeurt. Wat in Nederland belangrijk lijkt, ga je relativeren als je zo ver weg zit. Sterker nog: je wordt heel kritisch.
Op het eerste gezicht vallen na aankomst in Nederland vaak een aantal negatieve verschillen op – het zakelijke, het gehaaste, het individualistische, de secularisatie - , maar gaandeweg leer je ook de mooie kanten kennen: serieusheid en diepgang (bijvoorbeeld in het kerkelijk leven en in het zoeken van interreligieuze dialoog), openheid voor het nieuwe en het andere.

Taal van het hart: Voor velen is het heerlijk om af en toe bewust weer hun eigen cultuur op te zoeken: naar een Filippijnse mis te gaan, Indonesisch te eten, landgenoten te spreken. Het verlicht de eenzaamheid die iedereen wel eens voelt. Je moedertaal is en blijft toch de taal van je hart.

Aanbevelingen aan eigen congregatiebestuur, aan KNR of kerkelijke instanties

Komst van buitenlandse religieuzen aankondigen: Het is attent om de lokale priesters, deken en/of bisschop op de hoogte te stellen van de komst van buitenlandse religieuzen. Niet perse voor het aanzien, maar om de geloofsgemeenschap te laten weten dat er mensen komen die zich willen inzetten binnen de Nederlandse samenleving en kerk. Het kan de Nederlandse geloofsgemeenschap helpen om hen gastvrij te onthalen.

Duidelijkheid over verwachtingen: Laat religieuze instituten nadenken over hun beleid ten aanzien van het uitnodigen van buitenlandse missionarissen, zodat er duidelijkheid ontstaat over taak en opzet van hun verblijf. Zodat er gezorgd kan worden voor een taal-/ integratiecursus, er gewerkt kan worden aan het verduidelijken van de geschiedenis van de lokale kerk (ter voorkoming van schokeffecten). Diverse trainingen zouden inter-institutioneel kunnen gebeuren. Een goede voorbereiding, opvang en behandeling is evident.

Ruimte creëren voor taken buiten het bestuur: De beste manier om thuis te raken in de Nederlandse samenleving en kerk is om er gewoon in te duiken: activiteiten op te pakken, een studie te doen, etc. Echter, bestuurlijke taken slokken vaak zoveel tijd en energie, dat het bijna ondoenlijk is om daarnaast activiteiten te ontplooien. Het risico is dan groot dat de bestuursleden die hier vanuit het buitenland zijn gekomen, hun hele bestuursperiode lang in een soort vacuüm leven: niet meer geworteld in eigen land, zonder echte kansen om thuis te raken in Nederland, alleen bezig met het eigen religieuze instituut. De bestuursperiode is een soort ‘overwintering’, wanneer deze erop zit breekt de lente wel weer aan. O wee, als je dan herkozen wordt…
Het zou goed zijn om bestuurders de kans te bieden om, naast hun bestuurlijke taken, ook andere taken op zich te nemen. De kunst, ook voor bestuurders, is om hun tijd in Nederland te ervaren als een missie, niet slechts als een taak.

Bespreekbaar maken van problemen van buitenlandse pastores: De pastorale bediening is in Nederland nog meest centralistisch. De pastoor heeft de volle verantwoordelijkheid, terwijl de pastorale en theologische opleiding in Indonesië of andere landen meer uitgaat van het participatiemodel. De pastoor gaat uit van de behoeften van de parochianen en werkt samen met hen aan die doelen.
Iemand merkte op dat we allemaal nog moeten wennen aan het idee dat de kerk in Europa niet meer zo in het groot kan denken. Als je ervan uitgaat dan je klein moet beginnen, op weg gaat met kleine groepjes mensen, kun je daar ook veel voldoening aan beleven.

Religieuzen hebben in de Nederlandse geschiedenis een verschuiving gemaakt van onderop naar de middenlaag van de samenleving. Nu is de tijd om weer de onderkant op te zoeken. Je nek uitsteken, coalities zoeken.

De neiging bestaat om oud-missionarissen (en ook nieuwe missionarissen) in de parochie te laten werken. Het is maar de vraag of dat zo'n goed idee is.

Helaas geven sommige congregaties geen specifieke opdracht om in een parochie mee te werken. Zodoende is er geen project met een doel. Dat maakt de missionaire opdracht erg moeilijk en vaag. Een aantal buitenlandse priesters zouden het op prijs stellen als het CMBR met de besturen en de bisschoppen deze problemen van buitenlandse religieuzen bespreekbaar zou kunnen maken.

Regelen van werkvergunningen en visa: cmbr moet cmc vragen om te zorgen dat het verkrijgen van verblijfs- en werkvergunningen beter wordt geregeld. Als voorbeeld dient een geval dat sedert vier maanden speelt bij Justitie in Den Bosch. Daar zegt men dat missionarissen niet in te delen zijn. Er is geen categorie voor hen! Er moet op korte termijn dus worden gewerkt aan praktische zaken als deze. Wanneer er steeds meer buitenlandse religieuzen naar ons land komen, behoort het zeker tot de taken van cmc deze zaken te coördineren en diensten daarin te verlenen. Samenwerking met de bisschoppenconferentie en de SoW-kerken is op zijn plaats in deze.


Suggesties voor een volgende bijeenkomst Kleurrijk Kerkzijn

In dialoog gaan met Nederlandse religieuzen: Intergratie, zo werd boven al geconstateerd, is een nogal verdacht begrip voor veel buitenlandse religieuzen. Het kan niet zo zijn dat er een proces mee wordt aangeduid dat maar van één kant komt. Alleen als beide kanten bereid zijn om het veranderingsproces aan te gaan, kan het heilzaam uitwerken. Daarom is een dialoog tussen Nederlandse en buitenlandse religieuzen broodnodig. Vanuit een groep kwam de suggestie om de buitenlandse religieuzen uit te nodigen bij de dag voor teruggekeerde Nederlandse missionarissen.
Buitenlandse religieuzen willen graag in gesprek gaan met hun Nederlandse collega’s. Aan het cmbr is de taak om deze wens serieus te nemen en daar actie op te ondernemen…

Doorgaan met ontmoetingsdagen voor buitenlandse religieuzen: Daarnaast blijft staan dat een ontmoetingsdag als deze zeer gewaardeerd wordt door de mensen die eraan deelnemen. Het is goed dat het CMBR deze kans biedt om elkaar te ontmoeten en naar elkaars verhalen te luisteren. Het verdient zeker aanbeveling om de opzet van de dag te handhaven, met veel gesprekken in kleine groepen.

Teksten tijdens de vieringen

De ontmoetingsdag werd geopend en afgesloten met gebedsvieringen. Voor de afsluitende viering werd de inbreng van elk van de vijf gespreksgroepen gevraagd. Een groep begon met een eenvoudig symbool van twee glazen water: een glas helder water, de ander roodgekleurd. Beide glazen werden samen geschonken in een glas, zodat een nieuwe kleur ontstond. De symboliek moge duidelijk zijn. Een groep had het verhaal uit het evangelie van Johannes uitgekozen over Jezus’ ontmoeting met de Samaritaanse vrouw bij de put en lichtte toe waarom juist dit verhaal was gekozen: Jezus grote openheid naar mensen uit andere culturen. Er werden liederen gezongen, een gedicht voorgelezen, een gebed uitgesproken. Zonder dat er vooraf veel was voorbereid ontstond op die manier een levendige en zeer afwisselende liturgie. Het was een voorbeeld van de spontaniteit en de creativiteit die de deelnemers aan de dag uitstraalden. Hieronder staan enkele teksten afgedrukt die tijdens de twee vieringen zijn gebruikt.

Lied: Morning has broken.

Morning has broken like the first morning,
Blackbird has spoken like the first bird,
Praise for the singing,
Praise for the morning,
Praise for them springing,
Fresh from the word.

Sweet the rains newfall sunlit from heaven,
Like the first dewfall on the first grass,
Praise for the sweetness
Of the wet garden,
Sprung in completeness
Where his feet pass.

Born of the one light, Eden saw play,
Praise with elation,
Praise ev'ry morning,
Gods recreation,
Of the new day..!!!

Gebed:
Heer onze God,
Wij maken ons tot volk van al wat in ons leeft,
opdat er gemeenschap zal zijn in lief en leed.
Wij vieren de gemeenschap die hier aanwezig is,
opdat er verbondenheid zal zijn en vreugde!
Wij zoeken die verbondenheid in alle verdeeldheid,
opdat er goedheid zal zijn, hart voor elkaar,
Wij openen ons hart voor alles wat hier klinkt,
opdat er kracht zal zijn en innerlijke groei.
Wij bundelen onze krachten,
opdat er Vrede zal zijn, dichtbij en wereldwijd!

Gedicht: 'Wie alleen loopt raakt de weg kwijt' van Patrice Kayo uit Kameroen.

Wie alleen loopt, raakt de weg kwijt. Wie alleen loopt,
Alleen uit de gemeenschap gaat gebukt onder haar last.
komt de wijsheid. gaat gebukt onder haar last.
Eén hand kan geen touw Niemand deelt haar vreugde
om een bundel knopen. niemand haar verdriet.

Wie alleen loopt, raakt de weg kwijt. Maar in de gemeenschap
Zij heeft maar twee voeten heeft ieder duizend handen,
zij heeft maar twee armen, heeft ieder duizend voeten.
zij heeft maar twee ogen. Loopt niemand ooit alleen.

Wie alleen loopt, raakt de weg kwijt.
Wie dan valt,
heeft niemand om haar te helpen.
Wie dan schreeuwt,
heeft niemand die haar hoort.

Gebed:
Heer onze God, waar ook ter wereld,
Mensen zijn kleine, grote, zwakke en sterke, eenvoudige en voorname,
goede en slechte mensen, in vreugde of in tranen, vernederd of verheven,
Gij wilt er wonen en Uw naam wordt genoemd als een uit duizenden,
In de naam van Jesus Christus, onze Heer,
In wie ons heil is, ons leven en onze verrijzenis, door de kruisdood
Die Hij heeft ondergaan.
Wij danken U voor dit alles, want door Uw hand blijft elke mens in leven en daarom klinkt dit blijde lied van onze dankbaarheid.

Noem mij geen vreemdeling
Noem mij geen vreemdeling: Noem mij geen vreemdeling:
mijn woorden klinken vreemd, maar grenzen zijn mensenwerk, scheidsmuren
mijn gevoelens zijn dezelfde als die van jou. bouwen we zelf en isoleren ook jou.

Noem mij geen vreemdeling: Noem mij geen vreemdeling:
ik wil mensen dicht bij me, omdat het ik zoek zoals jij
zo koud is en kil diep in mijn hart. vrede en recht in naam van God,
zo is er maar één.
Noem mij geen vreemdeling:
de grond waarop wij lopen is dezelfde.
Deelnemerslijst

Op de ontmoetingsdag waren de volgende personen aanwezig:

1. br. Thomas Bone Broeders van Huijbergen Huijbergen
2. zr. Andrée Brivoal Kleine Zusters van Jezus Amsterdam
3. zr. Clara Bungai Missie- en Aanb. zrs. v.d. H.Familie Steyl
4. zr. Elodia Almada Casco SSpS Tilburg
5. p. Dan Ceballos MSC Rotterdam
6. Zr. Anna Damas Dienaressen van de H.Geest Mönchen-Gladbach
7. p. Didakus Diwa SVD Nieuwegein
8. dhr. Mark Fillet (CMC) Den Haag
9. zr. Maria V. Galamay SFIC Veghel
10. p. Klemens Hayon SVD Nieuwegein
11. zr. Theresia Hondrö SCMM Den Bosch
12. p. Marianus Jehandut SVD Den Haag
13. zr. Juliet Mateo SSpS Den Haag
14. zr. Maria G. Kamsiyati Zrs. v/h Arme Kind v.Jezus Simpelveld
15. zr. Rafael Kops Dongen
16. Sr. Domenico Kustinah HCB Maastricht
17. zr. Suze Lases JMJ Amsterdam
18. zr. Crescencia Lucero SFIC Veghel
19. zr. Grace Lyimo SMSJ Heerlen
20. zr. M.A.E.Marwati Zrs. Fr. Denekamp
21. mw. Marieke Milder (Kontakt der Kontinenten) Soesterberg
22. p. Piet Nelen CssR Roermond
23. dhr. Jan de Paus (CMC) Den Haag
24. zr. M. Marian Poirah Zrs. Fransc. Denekamp
25. zr. Mariette S. Pitono Zrs. v/h Arme Kind v.Jezus Simpelveld
26. zr. Vincenza Pranawanti Liefdezusters Car. Borromeus Maastricht
27. zr. Melina Polo SSpS Tilburg
28. zr. Cecilia Riyanti CB Lent-Maasmechelen
29. zr. Therese-G. Renaudin Kleine.Zusters van Jezus Den Haag
30. p. Vincent van Rooij o.p., (lid CMBR) Venlo
31. zr. Vera Ros Kl. Zrs. v.d. H. Joseph (lid CMBR) Eindhoven
32. zr. Veronica Rudiyati Missie- en Aanb. zrs. v.d. H.Familie Steyl
33. zr. Lucia Schnekemberg Vleuten
34. br. Ambrosius Schreurs Brs. v.d. H. Joseph (lid CMBR) Heel
35. zr. Mariana Situngkir SCMM Den Bosch
36. zr. Alfonsa Sudaryati Zrs. v/h Arme Kind v.Jezus Simpelveld
37. zr. Theresia Supriyati JMJ Vught
38. sr. Christina Tandayu SMSJ Heerlen
39. zr. Thecla, Missie- en Aanb.zrs. v/d H. Fam. Steyl
40. zr. M. Reinalda Utami Zrs. Francisc. Denekamp
41. zr. M. Christella Warini Denekamp
42. p. Rolando Yaco SVD Nieuwegein
43. zr. Gerda van Gogh SFIC (lid CMBR) Veghel
44. zr. Marie-Anne Kras OSA (lid CMBR) Heemstede
45. zr. Cira Lourens Franc. van Roosendaal (lid CMBR) Amsterdam
46. zr. Benedicta Runtung JMJ Den Bosch
47. zr. Maria L. Santos SFIC Veghel
48. p. V.E. Umunnakwe C.S.Sp. Rotterdam
49. zr. Accursia Widyarti SFIC Veghel
50. dhr. Tom Boesten CMBR 's-Gravenhage
51. dhr. Gerard Moorman CMBR 's-Gravenhage
52. Margreet Oudenes CMBR Alphen aan den Rijn

go to home page KRL meetings